Vijftienjarige jongen geeft in brief en gesprek met rechter aan dat hij bij zijn vader wil wonen in plaats van bij zijn moeder. De jongen meent dat zijn ouders het daarover eens zijn, maar dat het niet goed kan worden geregeld omdat alleen zijn moeder het gezag over hem uitoefent.
In rechtspraak wordt wisselend geoordeeld over mogelijkheid kind om via informele rechtsingang te vragen of gezag ouder kan worden hersteld. Rechtbank Noord-Nederland vindt dat kind daarin niet mag worden belemmerd. In Nederland wordt onvoldoende tegemoetgekomen aan internationale en voor ons land geldende standaarden, zoals IVRK en EVRM. In WODC-rapport wordt bovendien geconcludeerd dat voor kind onduidelijk is wanneer het wel en niet gebruik kan maken van informele rechtsingang.
Volgt herstel vader in zijn gezag en bepaling HVP jongen bij vader.
In rechtspraak wordt wisselend geoordeeld over mogelijkheid kind om via informele rechtsingang te vragen of gezag ouder kan worden hersteld. Rechtbank Noord-Nederland vindt dat kind daarin niet mag worden belemmerd. In Nederland wordt onvoldoende tegemoetgekomen aan internationale en voor ons land geldende standaarden, zoals IVRK en EVRM. In WODC-rapport wordt bovendien geconcludeerd dat voor kind onduidelijk is wanneer het wel en niet gebruik kan maken van informele rechtsingang.
Volgt herstel vader in zijn gezag en bepaling HVP jongen bij vader.